Cantussen met StEIL
Studenten en cantussen, het is een gegeven dat al jaren hand in hand loopt. Deze specifieke studentikoze activiteit dient elke student wel is meegemaakt te hebben. Jaarlijks doen we verschillende cantussen voor onze studenten, leden en genodigden.
Hoe verloopt nu zo een cantus?
Waarover gaat het…
Het mag voor de anciens geen raadsel meer zijn wat een cantus eigenlijk is. Nochtans is er maar een kleine elite op de hogescholen die regelmatig naar deze clubactiviteit afzakt. Niet gekend is natuurlijk niet geliefd en daarom is het interessant deze zaak hier nog eens voor te stellen.
​
De cantus is een studentenzangfestijn, met de klemtoon op festijn. Goed kunnen zingen is meegenomen maar is absoluut niet noodzakelijk om naar de cantus te komen en ambiance te maken.
Bij een cantus wordt er in principe enkel bier geschonken, behalve als je geen bier lust, mag drinken of reeds genoeg ophebt. Dan kan je je altijd bierimpotent laten verklaren en zal je het verder met water moeten stellen. Opdat de cantus iets of wat ordelijk zou verlopen, zijn er bepaalde regels die moeten gerespecteerd worden.
De cantus wordt geleid door de praeses (ook wel senior genoemd), die boven alle wetten staat. Hij kan je ten alle tijden een straf opleggen wanneer je je niet aan de regels houdt, zoals bijvoorbeeld een ad fundum (dit is je glas in één hef leegdrinken).
Een cantus wordt steeds geopend door het zingen van het Io Vivat, gevolgd door het clublied en het Gaudeamus Igitur. Deze liederen worden rechtstaand gezongen met de rechterhand op het hart. De aandachtige lezer zal zich misschien reeds afvragen hoe hij aan de teksten van al die liederen kan komen. Wel, deze zijn gebundeld in de CODEX. Het is ook gebruikelijk dat je tijdens zo’n cantus je beste vrienden en vriendinnen in je codex laat schrijven, zo vormt hij later een prachtig aandenken aan je studententijd. Na die eerste drie liederen kondigt de Senior het volgende lied aan: “Commilitones, zingen wij dan nu het lied… op de bladzijde…, wij zingen hiervan strofe…, … en … Ad primam! Cantor habes!” Ad primam wil zeggen dat de eerste strofe gezongen zal worden, ad secudam de tweede, ad tertiam de derde, ad quartam, quintam, sextam, septimam, octavam,… respectievelijk vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste strofe. Na het bevel “cantor habes” zal de cantor deze eerste strofe dan ook inzetten. “Habes” en “non habes” wordt gebruikt om iemand toestemming te verlenen of te weigeren.
​
In dit geval krijgt de Cantor de toestemming dit lied in te zetten. Als je toestemming krijgt voor iets, betekent dit dat je hetgeen waar je de toestemming voor krijgt moet uitvoeren.
Zodra iedereen de melodie van het lied beet heeft, zegt de Senior “omnes”, waarmee hij te kennen geeft dat nu iedereen de toestemming krijgt om te beginnen zingen. Na de eerste strofe worden de volgende aangegeven met de hierboven beschreven Latijnse telwoorden. Normaal worden de liederen ingezet door de cantor, doch de senior kan iemand anders hiervoor de toestemming geven. Dit kan zijn als eerbetoon aan die persoon, doch ook vaak als straf, want als men het lied fout inzet dan…
​
Zoals iedereen al wel begrepen heeft, voert de senior tijdens een cantus het bevel over de corona, dit betekent alle aangezetenen. Recht tegenover de senior zit de schachtenmeester aan het contra-praesidium, hij voert het bevel over de schachten. Zo zal hij er voor zorgen dat iedereen op tijd en stond zijn natje krijgt.
Bij het inzetten van een lied zal de schachtenmeester de schachten opdragen de bladzijde van het lied te herhalen. Hij doet dit op volgende manier: “Schachten, de bladzijde.” De schachten zoeken de bladzijde en staan recht zodra ze die gevonden hebben. Staan alle schachten recht, dan herhaalt hij “Schachten, de bladzijde”. Nu vernoemen de schachten de bladzijde eerst cijfer per cijfer, voorwaarts en achterwaarts, en dan nog eens gewoon. Bladzijde 533 wordt dan vijf drie drie, drie drie vijf, bladzijde vijfhonderddrieëndertig. Nadat ze de bladzijde vernoemd hebben, blijven de schachten rechtstaan en wachten op het bevel “ad sedes”, wat zoveel betekent als “zet u”.
Na het zingen van enkele liederen en het drinken van enkele pintjes schiet bij velen het gemoed vol, en krijgen zij enorm veel goesting om een sanitair pitstopje te maken. Het is echter ten strengste verboden de tafel te verlaten zonder toestemming te vragen.
​
Maar hoe vraag ik nu toestemming? “Senior, peto tempus individualis causa” is de volledige formule, ze wordt echter dikwijls ingekort tot “Senior, peto tempus”. Zuiver vertaald komt het erop neer dat je de toestemming vraagt om de tafel te verlaten om persoonlijke redenen. Je kan ook toestemming vragen om iets bepaalds te gaan doen, je zegt dan “Senior, peto tempus pro…” Deze formule wordt onder andere gebruikt door de schachtenmeester om toestemming te vragen voor een schacht.
​
De schachten mogen zich in principe niet rechtstreeks tot de Praeses wenden, zij richten zich tot de schachtenmeester en vragen dan “Meester, peto tempus”. Waarna de Meester de toestemming vraagt aan de senior. Deze zal dit toestaan met “habet”, of weigeren “non habet”, waarna de meester de schacht met “habes” of “non habes” antwoord geeft. Krijgt men de toestemming om de tafel te verlaten dan legt men, indien men er één heeft, zij pet over zijn glas. Na je tempus kom je weer aan de clubtafel en zet je je pet weer op met de woorden “tempus ex”, het einde van mijn pauze.
Het is echter, voor iemand met een normale blaasinhoud, niet zo moeilijk om te wachten tot er een tempus Commune gegeven wordt. Dit is een algemene pauze voor 5 of 10 minuten, tijdens welke je de tafel vrij mag verlaten. Deze pauze wordt afgesloten wanneer de Praeses met zijn hamer op tafel klopt en “tempus ex, omnes ad sedes” zegt (einde van de pauze, ga allemaal zitten).
​
Op elke cantus komen normaal twee salamanders voor. Neen, dit zijn geen amfibische beesten. Wat het dan wel zijn? Een salamander is een heildronk. Hij wordt aangekondigd met “Ad exercitium sacro sancti sanctissimi salamandris, omnes commilitones qui adestis surgite” (voor de uitvoering van de heiligste salamander, sta allen recht). Iedereen staat recht en zegt in koor “Surgimus” (wij staan recht), of “Surgeo” als men alleen is (ik sta recht). Hoe de salamander verder verloopt is niet te omschrijven, daarvoor moet je het meemaken. Wel kan ik je nog vertellen dat hij afgesloten wordt met een ad fundum.
​
Op het einde van de avond, wordt het na de laatste tempus tijd om een einde te maken aan de cantus. De afsluiting ziet er traditioneel als volgt uit: eerst worden er enkele nationale liederen gezongen. Als laatste lied klinkt de “De oude roldersklacht”; hiervoor worden de lichten gedoofd. De zaal wordt dan enkel nog door kaarsen (en aanstekers) verlicht. Hierna sluit de senior de cantus af met de slotformule “cantus ex”, deze kan echter gevolgd worden door “rolling in”, waarna de aangesloten vaten leeggedronken worden.
Voor de materialisten onder ons: je betaalt gewoonlijk de inkom voor een cantus, maar je betaalt voor de duur van de cantus geen consumpties meer. Doch, wees wel gewaarschuwd, overmatig drinken wordt gestraft. De straffen kunnen gaan van bierimpotentie tot het ex-vliegen. Ex betekent dat je eruit vliegt, tijdelijk of voor de rest van de avond.
​
Geschiedenis van cantussen!
Er bestaat veel verschil in de verschillende invullingen ervan. Traditioneel georiënteerde clubs, verloopt een en ander volgens een vast stramien, waarbij samenzang, ordelijk jolijt en vriendschapsbanden centraal staan. Vaak kan de intentie van de inrichters reeds worden afgelezen uit het gebruikte liederenboek. Er bestaan de officiële codices die hoofdzakelijk stijlvolle en sfeervolle liederen bevatten.
​
De cantus is een zeer oud en traditioneel deel van het studentenleven. De oorsprong valt te situeren bij de natieclubs uit de late middeleeuwen. Studenten die uit eenzelfde streek afkomstig waren zochten uiteraard mekaar op voor sociaal contact. Tijdens deze bijeenkomsten werd gepraat, gedronken, brieven van het thuisfront voorgelezen en uiteraard ook gemusiceerd en gezongen. Er waren in die tijden immers geen radio’s, tv’s of andere jengelapparaten, zodat men voor muzikale verstrooiing op eigen initiatief en vaardigheid aangewezen was. Met de nodige alcoholische steun lag het voor de hand dat men aan het zingen ging. Dat gebeurde allemaal nogal vrijblijvend, en als we onze studentikoze voorouders een beetje nader bestuderen, weten we ook dat af en toe behoorlijk “aangebrand” liederwerk werd ten gehore gebracht. De Victoriaanse preutsheid had immers nog niet toegeslagen…
​
Pas in de negentiende eeuw ging men clubavonden en cantus structureel reorganiseren. Daarvoor waren er weliswaar al geïsoleerde verenigingen die hun bijeenkomsten afschermden voor buitenstaanders, maar de grote organisatiedrang kwam er pas met het op gang komen van de industriële revolutie.
De stringente regels van de traditionele cantus vinden voor een belangrijk deel hun oorsprong in de geheime vrijmetselaarsgenootschappen. Heel veel van de symboliek uit het traditionele studentenleven refereert trouwens daarnaar. De leden van clubs en verenigingen gingen hun activiteiten opdelen in de meer openbare en de meer private van natuur. Het spreekt voor zich dat het vertrouwelijke karakter van de clubavonden van de natieclubs ervoor zorgde dat clubavond en cantus werden gerekend tot de vertrouwelijke soort van activiteiten. Zij waren dus bijzonder vatbaar voor de invloeden van de vrijmetselaarsrituelen. Vooral in het Duitse studentenleven is deze invloed zeer groot, ook omwille van het feit dat op het einde van de negentiende eeuw studentenverenigingen worden verboden. Meteen wordt de symboliek van de geheimen extra aantrekkelijk. Zowel de Vlaamse als de Nederlandse studenten spiegelen zich aan deze nieuwe rituelen, en meteen is onze cantustraditie “hervormd”.
​
Wanneer het Vlaamse studentenleven zich begint te vormen, onder invloed van figuren als Verriest en Rodenbach, wordt uiteraard gekeken naar onze “Dietse broeders”, en worden de tradities in belangrijke mate overgenomen. Ook in dit geval speelt de heimelijkheid zijn cruciale rol. De Fransdolle overheid en hogere kerkelijkheid ziet immers liever géén Vlaams studentenleven. De Vlamingen tappen dus rijkelijk uit het heimelijke Duitse vaatje, met de gekende historische gevolgen. Ook nu nog vormen de gekleurde bladzijden van de meest gebruikte studentencodex een neerslag van het Duitse Biercomment…